Er staat hier bij het uitstappen zowaar een klein ontvangstcomité klaar. Een ambulance met een chauffeur, een begeleider en iemand om mij te ondersteunen en de rolstoel te sjouwen. In het licht van de lampen krijg ik een plek achterin gewezen. Maar dat gaat mij niet lukken. Het dak is vrij laag en ik kan niet bij de stoel komen. Het alternatief is de brancard maar dat lijkt me wat overdreven. Gelukkig mag ik voorin zitten. Het is maar 100 meter naar het aankomstgebouw maar we moeten toch echt met de ambulance. Als iedereen zit komt de auto hoestend en walmend tot leven. Tot mijn verrassing rijden we van het gebouw weg en de duisternis in. Na een lange omweg komen we in het stikdonker bij een zij-uitgang van het vliegveld. Er staat een slagboom, een soort bouwkeet en een enkele lamp aan een paal. Uit de keet komt een soldaat, zijn geweer bungelend aan de schouder.
Hij vraagt de chauffeur wat we komen doen. De chauffeur bromt dat hij alleen maar rijdt, hij moet bij de begeleider zijn. De begeleider doet de achterdeur open en legt uit dat er een gehandicapte passagier naar de uitgang wordt gebracht. De soldaat knikt naar mijn broer die achter in de ambulance zit: “is hij dat?” De begeleider wijst naar mij. Het is duidelijk dat dit voor deze eenzame soldaat niet kan kloppen. Wat doet een ambulance zonder patiënt in het holst van de nacht bij zijn checkpoint? Waarom zit de gehandicapte voorin, op de plek van de begeleider? Het zou een poging kunnen zijn om de normale beveiliging te omzeilen. Het is in deze regio tenslotte een broeinest van wapen- en drugshandel en dan is ook nog eens Tsjetsjenië niet ver weg. Is dit een bomauto die hij heeft aangehouden? Of wordt er misschien een terrorist het land binnengesmokkeld? Hij laat de riem van de kalashnikov van zijn schouder glijden.