Pizza!

Pizza!

Pizza!

Ja, lekker. Met een groepje collega’s uit eten. Altijd gezellig. Ah, daar moet ’t ergens zijn. Waar is nummer 14 dan...? Aha, hier. Oh. Een trap van zeker zo’n 30 treden.trap Het restaurant zit boven. Eh. Mijn rolstoel kan veel, maar er zijn grenzen. Dus het restaurant gebeld. “Helemaal geen probleem meneer. Rechts om het gebouw heen zit een lift!”. En inderdaad, aangebouwd aan de buitenkant van het complex, een lift. Van het bekende kleine type, je weet wel, waar je op het knopje moet blijven drukken. En dat hij dan stopt als hij er bijna is. Dat type.lift 

 

 

 

 

Dus daarmee naar boven. Ging in één keer goed. Ik ook altijd met m’n vooroordelen – hij deed ’t gewoon! Aangekomen op het dakterras. Tussen de stoelen, tafels en andere dingen slalommend, in de verte een lichtje. Inderdaad, “Ingang”. Smal deurtje, serieuze drempel. Eenmaal binnen: links die hoge trap en een kleine anderhalve vierkante meter ruimte. Mijn ligrolstoel is 1.90 cm lang, dus staand in de deuropening de stoel even rechtop gezet. Ik moet nu naar rechts, haakse bocht, met links dat gapende gat van die trap. Living on the edge.

Maar dat lukt, natuurlijk. Ik zie de bar van het restaurant. Maar eerst, boenk boenk, twee treden naar beneden. Dat kan mijn stoel gewoon.  “Oké, waar zitten we?”. “Daar, boven!”.  Aha. Nu dus twee treden omhoog. Dat moet hij ook kunnen. “Niet schrikken hoor, dit gaat een beetje ruig, ga maar even aan de kant.” Boenk boenk, kedeng, wham. Ja hoor, hij kan ’t gewoon. Wat ben ik enorm blij met die stoel. Ah, daar zitten ze, “moi!”.

Mjam, mjam

Heerlijk eten. Lekker voorafje, veel keus in hoofdgerechten, en – ik ben een toetjesmens – enorm genoten van de, hoe heette het ook alweer, maakt ook niet uit, het was heerlijk. Dubbele espresso na. Heel fijn.

Oké. Die twee treden weer af. Ga maar even weer aan de kant. Boenk boenk. Hó, sorry! Maar het tweede trappetje is spannender, want twee treden omhoog en dan die kleine anderhalve vierkante meter, met dat gapende gat van die trap. Ik hou van uitdagingen. En mijn stoel ook. Helemaal rechtop gezet, heel voorzichtig, heel langzaam. Die stoel is enorm sterk. Hij kruipt de treden op. Offroad banden, dus genoeg grip. Hij kan ’t gewoon, helemaal geen probleem. Wel precies op tijd stoppen. Want trapgat. Gaat net goed.

Nu een kwartslag keren. Op die anderhalve meter. Met dat gapende gat ernaast. Wederom living on the edge. Zes collega’s en iemand van ’t restaurant kijken toe. Spanning en sensatie. Het lukt. Natuurlijk. Gewoon niet aan twijfelen. Forse drempel door een smalle deur, kedoeng, buiten op het dakterras. Welke route had ik de heenreis ook alweer genomen?

Effe wachte, nog effe wachte...

Aha, daar zie ik het liftje al. Hij stond nog boven. Fijn, want echt snel zijn die dingen niet. Eerst weer helemaal rechtop, anders pas ik er in de lengte niet in. In de breedte heb ik ook niet veel over trouwens. Deurtje achter me dicht, knop blijven drukken. Naar beneden lukt altijd wel, naar boven heeft zo’n minuscuul liftje soms moeite met de 250 kg van mijn rolstoel (plus mijn eigen 80 kg). Boenk. Beneden. De deur open. Lukt niet. Eh. Misschien als ik weer een stukje omhoog ga. Oké. En nu weer naar beneden. Dezelfde boenk. Nu wel? Nog een keer. Weer naar beneden. Boenk. Aha! Nu gaat hij wel open. Donker, nauw steegje. In de verte zie ik licht en een schaduw. Blijkt een collega te zijn die, heel lief, al een tijdje op me stond te wachten, een beetje ongerust.

Was lekker hè?” “Ja, en heel gezellig!”. Waar staat mijn auto ook alweer? “Je had toch wel wat in de parkeermeter gegooid, toch?”  “Eh...”

 

 

Ik ben enorm trots op mijn enorm sterke offroad ligrolstoel. En erg dankbaar dat zo’n restaurant speciaal voor “ons soort mensen” een liftje heeft aangebouwd. En ik hou erg van lekker eten, gezellig samen met collega’s. Ben een erg optimistisch en positief mens. Dat laatste is echter soms wel heel handig.