Van vallen naar vliegen

Van vallen naar vliegen

Van vallen naar vliegen

 

Binnen in huis loop ik alles nog. De rolstoel is alleen voor naar buiten en als de afstanden te groot zijn. Moeiteloos beweeg ik mij door het huis, zo houd ik mij voor. Als ik leun op kasten, tafel en stoelen gaat het toch best? Dan, op weg naar de keuken, voel ik hoe de punt van mijn schoen achter een onzichtbaar klein randje van het zeil blijft hangen. Al lang voordat ik val weet ik wat er gaat gebeuren. Dit wordt een harde klap, recht vooruit. Voor afweren is het te laat en heeft sowieso geen zin. Er flitst nog door mij heen hoe ik de gevolgen nog kan beperken. Snel draai ik mijn hoofd opzij, dan breek ik in elk geval mijn neus niet.

De klap is enorm en pijn schiet als een mes door mij heen. Even blijf ik stil liggen zodat ik kan voelen wat de schade is. Voorzichtig beweeg ik mijn armen en benen. Wonder boven wonder heb ik niets gebroken. Er druppelt bloed uit mijn neus maar dat is klein bier, want het probleem is nu hoe hier weer weg te komen. Ik bel een buurman die er meteen aankomt. Hij helpt mij overeind en in de rolstoel. Dan moet er wat eerste hulp worden bedacht. De bloedneus is zo voorbij maar mijn hoofd heeft een dikke buil. Samen maken we een zakje met ijs en een natte doek. Ik leun achterover en leg het op mijn voorhoofd. Zo heb ik meteen een moment rust om bij te komen van de schrik.

Ik doe mijn ogen dicht en voel hoe het koele ijs de scherpe pijn verandert in een doffe klop.  Alles is nu zwart en grijs. Het is toch altijd weer bijzonder hoe er met gesloten ogen altijd weer een soort ruis in het zwart verschijnt. Rustig lig ik achterover en kom weer tot mijzelf. In de wervelingen van zwart en grijs ontstaat er langzaam een patroon. Er vormen zich allerlei rechthoeken. Verbaasd zie ik nu een flatgebouw en dan nog meer gebouwen recht van boven. En ook voel ik duidelijk hoe ik plotseling boven een enorme stad vlieg. Het is alsof ik mijn eigen drone ben geworden. Langzaam zweef ik verder en de stad glijdt onder mij door. De straten zijn leeg, geen auto’s of mensen. Waar is iedereen gebleven en is er nog leven daar beneden? Zolang ik stil blijf zitten en niet nadenk gaat het door. Tot ik genoeg heb gezien. Ik schud mijzelf terug naar de werkelijkheid. Voortaan toch maar binnen de rolstoel gebruiken.