Mensen zijn vaak best vriendelijk. Vooral als je zelf eerst groet. Soms staat het alleen op de mat: ‘Welkom’. Maar achter die mat zit soms ook een forse drempel. Of je kan er pas je voeten op vegen als je de paar treden van het fraaie bordes bent opgestapt. Met je rolstoel. Eh…
‘We hebben wel een plankje!’. ‘Doe maar niet, die rolstoel is erg zwaar.’ ‘Deze is heel sterk, heb ik zelf nog gemaakt!’. Krak. ‘Loop maar even mee naar mijn auto, daar heb ik een goeie in liggen.’ ‘Maar probeer eerst nog eens, wil het echt niet?’ Eh…
Voordat ik zelf in een rolstoel zat, was me dat nooit opgevallen. Drempels, trapjes, overal. Wat me ook nooit was opgevallen: fietsen, (huur)scooters, reclameborden, overal. Erg in de weg soms. Soms zelfs dwars over een blindegeleidelijn. Je stok zal er maar in blijven steken. Maar dat is het niet, begreep ik later van een echte blinde: ‘ik kan verdwalen op een vierkante meter’. Ik kijk om me heen: inderdaad, als ik twee stappen van die geleidelijn af zit, en ik doe m’n ogen dicht, ben ik volledig lost. ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’, zei een groot filosoof vroeger al. En krijgt het door, als je op een andere manier ziet.
‘Anders’. Dat is het belangrijkste woord hier. Ook hier bij Scouters. Andere oplossingen. In mijn auto heb ik dus van die driehoeken, om een drempel op te komen. Meerdere groottes, want vele drempelhoogtes. En dus zo’n oprijplaat. Aluminium, dus vrij licht, dubbel opklapbaar, makkelijk mee te nemen, maar wel twee meter lang en oersterk. Kan 300 kg hebben: dat is de rolstoel plus ikzelf. Dat is mooi. Wel veel bekijks. Ach, dat heb je toch altijd al. Want anders.
Ook anders: met de lift. Helemaal geen probleem. Nou ja, mijn ligrolstoel is 160 cm lang, dus ik pas er soms nauwelijks in. Spannender: die 300 kg. Want, is me al een paar keer gebeurd: hij gaat langzaam een halve verdieping omhoog, stopt dan en zakt langzaam weer terug. Naar de kelder. En daar sta je dan. Of, ook veel ervaring mee: hij zakt niet langzaam terug. Maar gaat ook niet verder. En daar zit je dan. Zonder bereik op je smartphone, want allemaal mooi glimmende metalen wanden om je heen. Ach, binnenkort heeft vast iemand anders de lift ook wel nodig. Als die er dan maar geen geeltje met ‘Buiten gebruik’ op plakt.
Ik vraag tegenwoordig nooit meer of iets toegankelijk is. Ze zullen het wel van mij horen, als het niet zo is. Immers: Nederland ratificeerde het “VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap”, zij het als een van de laatste landen van de wereld. Een publiek toegankelijk gebouw moet toegankelijk zijn voor iedereen. De Integrale Toegankelijkheid Standaard (ITS 2020, www.PBTconsult.nl) is een uitbreiding van het Bouwbesluit en bevat duidelijke tekeningen met veel details. Heerlijk om gemeentes, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, winkels en kroegen mee om de oren te slaan. Als lid van Platform Toegankelijk Westerkw
artier doe ik dat graag. Op een opbouwende manier natuurlijk, want iedereen is vaak best vriendelijk. En geld is geen excuus: zo’n oersterke opvouwbare oprijplaat kost maar een paar honderd euro bij Datona. Gehandicapten zijn ook klanten, de return-on-investment is duidelijk.
Soms duurt het heel lang voordat je resultaat ziet van dat ‘om de oren slaan’. Tergende bureaucratie. Of het lukt helemaal niet. Mompeldemompeldemompel. Dan doen we het dus anders. Via de media bijvoorbeeld. Raadsleden zullen altijd willen voorkomen dat hun wethouder negatief in het lokale krantje komt. Dat biedt mogelijkheden.
Het belangrijke woord hier blijft ‘anders’. Als in: hoezo niet, natuurlijk wel. Het onmogelijke kan gewoon, wonderen duren mogelijk iets langer. Een truc hierbij: af en toe DILLIGAF. Zoek maar ’s op YouTube. Gewoon af en toe: hoezo blokkade, stapje achteruit, andere woorden gebruiken, overdekop denken, maar vooral: why-not, who-cares, just-do. En dat kan. Want ‘anders’ kan altijd. Sterker: ‘anders’ is ook best goed. ‘Anders’ is iets om trots op te zijn.