“Ik werk hier niet” zegt ze terwijl ze verder loopt met een karretje vol boodschappen en een klein kindje. Dat antwoord verbaast mij zo dat ik twijfel of ze mij wel goed begrepen heeft. Ik geef maar wat uitleg: “O, dat geeft niet, ik werk hier ook niet. Maar als u even wat kan aangeven?”. Maar ze herhaalt alleen maar: “Ik werk hier niet”. Terwijl ik nadenk over de absurditeit van haar antwoord, ze draagt tenslotte geen werkkleding en doet overduidelijk zelf ook boodschappen, valt het kwartje. Ze spreekt in een codetaal. Ze bedoelt dat ze niet wil helpen. Dat is mij ook goed, als je iets vraagt kan je ook nee krijgen, toch?
Wie werkt hier eigenlijk
Even later onderweg naar de kassa blijf ik toch nadenken over het antwoord “Ik werk hier niet”. Als ik om mij heen kijk zie ik alle klanten hard aan het werk. Ze zoeken naar de boodschappen, pakken spullen van de schappen en zetten ze in hun karretjes. Dan naar de flessenautomaat waar ze lege flessen in de machine duwen en op knopjes drukken en door naar de kassa. Ook daar moet je als klant weer aan de bak. Vervolgens moet je bij de kassa de boodschappen onder het keurend oog van een medewerker weer uit je karretje halen, scannen en weer terugdoen. O ja, niet het bonnetje vergeten anders kan je zelf de uitgang niet openen. Goed beschouwd werk je als klant nog harder dan het personeel, helemaal als je zelf scant.
Help
Maar ik kan dat allemaal niet. Ik vraag ruimhartig om hulp van medeklanten en van personeel. Ik laat mij alles aangeven, laat mijn boodschappen op de kassaband zetten en inpakken. Of bij de zelfscankassa laat ik mijn boodschappen scannen door degene die toezicht moet houden. Als het niet druk is kan dat meestal wel. Ik doe dus als enige eigenlijk niets in de supermarkt. Behalve afrekenen dan.
Wat zeg je dan
Dus als je een keer om hulp wordt gevraagd en je hebt geen zin of tijd om te helpen? Zeg dan maar gewoon: “Nee, geen zin, geen tijd, de auto staat verkeerd geparkeerd, de hond is ziek en ik moet mijn echtscheiding nog regelen”. Echt, alles is goed en geloofwaardig, behalve “ik werk hier niet”. Er is er namelijk maar eentje die niet werkt in de supermarkt, en dat ben ik.
